Hans Beerekamp (1952) werkte 26 jaar als filmcriticus voor NRC Handelsblad. Daarna werd hij voor de NRC televisie recensent tot 2018. Nu is hij bezig aan een boek . ‘Ik vind dat ik de plicht heb mijn filmkennis met geïnteresseerden te delen.’
Ik hoorde dat u een boek schrijft, waar gaat het over?
Ik heb een contract getekend bij uitgever de Bezige Bij voor een boek. Ik heb geen voorschot gekregen, maar heb er daarom ook geen deadline voor. Het gaat over aspecten uit de familiegeschiedenis van mijn eigen familie. Nogal omstreden, het gaat over moraal, oorlog en collaboratie.
Was het niet moeilijk om na zo’n lange tijd van 1976 tot 2018 journalist te zijn geweest opeens te stoppen?
Dat viel wel mee, ik had echt een schrijversstop nodig na zoveel jaren. Het hoort bij het afkickproces. Dat is een interessant iets, uit een onderzoek blijkt dat een succesvol pensioen afhankelijk is van de kwaliteit van het afscheidsritueel.
En hoe was dat?
Dat was heel goed. In Eye hebben we een groots afscheid met vele gasten gehad, daardoor kon ik het goed afsluiten. Ik had verwacht dat ik in een diep gat zou vallen, maar ik heb het drukker dan ooit. Heel veel mensen zowel uit de privésfeer als mensen daarbuiten vragen nu eindelijk met succes om aandacht.
Wat vindt u van het niveau van de Nederlandse filmkritiek?
Ik vind het ongemakkelijk om mij daarover uit te spreken. Ik merk wel dat jongere recensenten aan een HBO opleiding nauwelijks genoeg hebben. Ze denken vaak dat hun visie de enige juiste is, terwijl het maar één mening is. Het relativeren ontbreekt vaak. Het is beter om een academische achtergrond te hebben, bij voorkeur in geschiedenis, psychologie of filosofie. Ik merkte dat éen visie nooit afdoende is, je moet altijd meerdere brillen opzetten.
Wat vindt u belangrijk in het recenseren?
De essentie van het recenseren is dat het een subjectief verhaal is. Je moet de waarheid zo dicht mogelijk benaderen in een gewoon artikel, maar in een recensie gaat het over een goed onderbouwde mening. Soms kreeg ik een brief van een producent die mijn recensie niet beviel. Hij verweet mij dan niet objectief te zijn. Dan schreef ik terug “ U heeft helemaal gelijk, dat kan namelijk niet.”
Het schrijven van een recensie kun je vergelijken met het boodschappen doen in een supermarkt, maar dan in je hoofd. Daar zitten miljoenen feiten, ervaringen, gevoeligheden, referenties. Waar doet dit product mij aan denken, waar heb ik zoiets eerder gezien, welke associaties. Als je schrijft pas je die ervaringen toe, wat weet ik van beeldende kunst, welke stroming, aan welke romantische dichter doet me dit denken. Belangrijk is dat je voldoende vakken hebt gevuld. Dat is het probleem met jonge filmjournalisten.
Tegenwoordig lees je vaak recensies waar geen mening in voor komt, meer een beschrijving van het verhaal. Nogal kleurloos.
Bij lessen in het recenseren doceer ik dikwijls dat een matige stuk begint met dit is de tweede film van…, die eerder deze films maakte en dan in vijf alinea’s gedetailleerd het verhaal vertellen, om te eindigen met een mening goed of slecht. Dat vind ik een voorbeeld van een slechte recensie. De ideale recensie is een kritiek waar de plot wordt samengevat in een bijzin. Je probeert de sfeer en smaak van de film op te roepen. Een truc is om éen sleutelscene heel gedetailleerd na te vertellen. Niet alleen de plot maar ook te schrijven over de art direction, het genre, de muziek, beeld, acteren en het scenario. Een goede recensie is een verslag van een ervaring.
Ik las dat u na bijna dertig jaar over film te hebben geschreven, na 3 jaar televisie recenseren terug wilde naar de film, maar dat kon niet.
Ik had wel degelijk heimwee naar de film. Ik vind film leuker om over te schrijven dan televisie. Maar de maatschappelijke invloed is veel groter als ik over tv schrijf dan film. Vaak zat ik s-avonds laat te kijken en dat gaf me vaak een leeg gevoel. Dan ga je zakken chips eten om de leegte op te vullen. Mensen die heel veel televisie kijken zijn vaak behoorlijk dik.
Tegenwoordig lees ik meer dan dat ik films kijk. Na je vijftigste neemt bij de meeste mensen de behoefte aan film drastisch af. Tot je 50e heb je meer de behoefte te verdwijnen, je onder te dompelen in de wereld van een ander. In deze tijd willen mensen een ervaring, je kruipt in het hoofd van een ander. Bij het lezen van een boek heb je meer distantie, je kunt meer bijsturen en het is minder hypnotisch.
Op mijn 13e of 14e begon ik met hardcore art house films te bekijken. Pasolini, Chabrol, Truffaut, Bergman, Fellini. Pas veel later ben ik Hollywood films gaan kijken en gaan waarderen.
Het gekke is dat ik woorden makkelijker onthoud dan beelden. Beeld moet ik voortdurend veroveren. Ik wil graag controle houden en bij beeld lukte dat niet, dus moest ik dat gaan trainen.
In 1982 richtte u de KNF (Kring van Nederlandse Filmjournalisten) op, samen met Peter van Bueren (Volkskrant), Pieter van Lierop (Utrechts Nieuwsblad) en Frank Zaagsma (Parool).
Dat was ingegeven door belangenbehartiging, het bioscoopbedrijf stelt journalisten in staat om hun films gratis te zien en de afspraak was om over alle nieuwe films die uitkwamen te schrijven.
De discussies waren fel bij oprichting. Er waren twee stromingen: een klein clubje alleen voor recensenten, een gilde. De andere stroming wilde iedereen die over film schreef toelaten. Vroeger was er een ballotage, je moest 15 stukken per jaar publiceren. Toen waren er 50 leden nu ongeveer 180.
U zei eerder dat u niet zoveel films meer ziet, maar meer boeken leest.
Dat klopt wel ik ben meer op het woord gericht dan op het beeld. Ik heb wel een goed archief op twee volle zolderkamers, wat ik nu niet meer bijhoud. Van 1976 tot 2003. Alle bioscoopladders, de recensie pagina’s, foto’s en de persmappen. Tegenwoordig kun je alles digitaal terugvinden, maar het aardige is dat dat voor 1992 niet het geval was.
U bent een soort informatiecentrum voor film. Ooit vroeg ik iets aan u per mail over Jeanne d’Arc van Dreyer, daar kreeg ik een uitvoerig antwoord op.
Ik vind dat ik altijd beschikbaar moet zijn voor mensen die echt in film zijn geïnteresseerd. Ik heb en goed betaalde baan gehad dankzij film en heb een goed pensioen. Ik hoef er niet van te leven, daarom vind ik dat ik de plicht heb om mijn kennis te delen.
Komen er veel mensen die om informatie vragen?Vrij regelmatig word ik benaderd door studenten die iets willen weten over recenseren of over een ander specifiek onderwerp. Met name mensen van de journalistiek opleidingen, filmscholen en andere filmliefhebbers.
Zelf loop ik er tegenaan dat bij het Filmfonds je geen plannen kunt indienen zonder producent. Als je net van de filmschool komt of in het buitenland hebt gewoond is dat niet zo eenvoudig.
Ik denk dat het vinden van een producent nog wel lukt, omdat een producent leeft van het percentage van de overhead kosten. Maar de kunst is om een producent te vinden die voor dat geld nog een echte inspanning levert. Die zijn zeldzaam. Voor documentaires is het extra moeilijk.
Tegenwoordig zijn omroepen erg gesteld op zielige verhalen, waar je als maker inzoomt op de tranen. Het is handel in emotie.
Emoties zijn mooi als ze maar echt zijn en niet opgeklopt.
Ze zijn mooi als ze echt zijn en je moet ze doseren en niet uitmelken. Bij documentaire heb je drie scholen. Als er een traan opkomt, bij SB6 bijvoorbeeld zoom je direct in, de gemiddelde publieke omroep blijft even staan en beweegt de camera dan langzaam weg (PAN) en een echte goede filmmaker als Heddy Honigmann die zoomt uit. Die heeft respect voor haar personage. Bij realityshows zit de regisseur in een busje mee te kijken en roept YES als er een traan komt.
In 2004 kreeg u de Chevalier Orde van Kunsten & Letteren voor Franse cinema? Waarom?
Dat is een prijs voor mensen die zich verdienstelijk hebben gemaakt voor de Franse cultuur. Ooit werd ik gekozen door mijn voorganger NRC filmcriticus Ellen Waller, mede omdat ik goed Frans sprak. Ik heb me altijd sterk gemaakt voor de Franse cinema en Franse cultuur.
Welke Franse filmmakers in het bijzonder?
Fransen zijn openhartig over lichamelijkheid en seks. Tegelijkertijd blijven ze niet in emotie hangen, maar proberen ze te analyseren. Het is een rationele cultuur. Francois Truffaut is mijn favoriet, Rohmer vind ik goed, Godard bewonder ik maar kan ik niet altijd volgen en ik ben dol op Agnes Varda. Zij is altijd zichzelf gebleven en voor de Nouvelle Vague experimenteerde zij al met het mengen van fictie en documentaire. Haar laatste film kwam op Instagram, dan heb je wel een boog gecreëerd.
En Truffaut?
Ik herken een bepaalde honger in hem, hij hield erg van film en literatuur. Op zijn 12e jaar had hij zichzelf een dieet voorgeschreven van twee films per dag zien en drie boeken per week lezen. Hij was in zichzelf gekeerd en had een grote behoefte aan aandacht en liefde. Hij houdt veel van vrouwen, daar maakte hij ook een film over L’Homme qui aimait les Femmes met Brigitte Fossey en NathalieBaye. Ik houd van het romaneske van zijn films met de meeslepende muziek van componist Georges Delerue.
Wat is uw Top 3 van beste films allertijden?
Die vraag krijg ik vaak en daarom heb ik in 1995 toen de cinema 100 jaar bestond een Canon gemaakt van de beste 50 films die je gezien moet hebben. Met een Hitchcock, een Western, een Hollywood musical, een Bunuel etc. Mijn favoriet regisseur is Alfred Hitchcock en zijn meeste complete film is North by Northwest. Mijn favoriete genre is de klassieke musical. Met het pistool op de borst zou ik zeggen Singin’ in the Rain met Gene Kelly, North by Nortwest op twee en Un Chien Andalou van Bunuel op drie.
Ik las een uitspraak van u: ‘film is leuk voor een kleine groep mensen’
Toch gaan nog veel mensen naar de film, het neemt nog steeds toe. Dat was niet verwacht na de opkomst van de video en DVD. Als je een filmcriticus bent, ben je wereldberoemd onder filmliefhebbers. Als je over televisie schrijft dan word je herkend bij de groenteboer, dan hebben mensen je gezien bij De Wereld Draait Door. Dan is het een andere orde van grootte. Mensen op straat zeggen tegen mij: ik mis het wel uw stukjes in de krant.
Jaap Mees
Waardeer dit artikel
Als je dit artikel waardeert en je waardering wilt laten blijken met een kleine bijdrage: dat kan! Zo help je onafhankelijke journalistiek in stand houden.